Actieradius

maandag, juni 10, 2002

Boetedoening terugwerkende kracht.

Twintig jaar geleden was ik, zoals ze dat in de volksmond noemen, een echt schoffie. Een speels, actief lid van een bruisend straatleven. Een kereltje waar je gewoon niet kwaad op kon worden. En ik geef het maar toe, als er in de buurt enigszins wat “leuks” te doen was, dan was Vanzo daar altijd wel graag in de nabijheid. Om te sfeerproeven noemde ik dat dan altijd.
En misschien waren mijn gedragsuitingen wel een haast onontkoombaar aspect van het leven in een echte volksbuurt, of zou ik moeten zeggen, van het overleven in een volksbuurt?. Er heersten sociale regels en gewoonten in de straten, en nadat ik me die eigen had gemaakt, bevielen me die ook eigenlijk wel.

Het was niet in dien mate dat ik de oude medemensen in elkaar sloeg om niets, zoals men tegenwoordig pleegt te doen. Maar zonder enige trots kan ik U wel vertellen dat menig brandje op het schoolplein van mijn oude basisschool mijn handtekening droeg. Pyromanie was mijn afwijking, met vuilcontainers op schoolpleinen als voorliefde. (Net zoals het eten van gummen. Maar dat is weer van een andere orde) Ook het inbreken in de school waar ik toentertijd op zat was een hobby van me. Inbreken puur en alleen om het inbreken.

En ondanks dat ik dikwijls met enig weemoed terug denk aan die tijd van spelenderwijs de grenzen opzoeken. Aan het experimenteren met de meisjes. Het zorgenloze. De zomerse avonden buiten waarin wij van buurt naar buurt zwierven om slechts onze aanwezigheid te laten gelden. De urenlange avonden op het sportveldje voetballen. Ondanks dit alles heb ik toch nog steeds spijt (in hoeverre je natuurlijk spijt kunt hebben van iets…) van die ene keer dat ik op de Leenderweg (te Eindhoven) een rolletje snoep weghaalde bij de Jamin.
Waarbij ik meteen na de daad werd overvallen door een transpirerende, nat aanvoelende deken van schaamte. Gepaard gaande met een misselijkmakende smaak van het toch gedaan hebben wat je gewoonweg niet doet. Stelen was niet mijn stijl. Van kattenkwaad mocht men mij betichtten. Maar mij kunnen betichtten van stelen was een gevoelsmatig iets wat niet bij mij hoorde. Iets beneden mijn stand, althans zoiets in die trant.

Werkelijk dagen lang heb ik wakkergelegen. Vol spijt, vol berouw. In de nachtelijke uren nadenkend over de manier waarop ik deze fout kon herstellen. Hoe ik zo dom had kunnen zijn er überhaupt aan te denken om te gaan stelen, laat staan het ook nog eens tot uitvoering brengend. Of de winkel nu verlies in opbrengst had geleden?. Of de zaak nu maar niet door mijn domme daad failliet zou gaan. Dat de mensen van de Jamin maar geen hinder van mijn actie zouden ondervinden. Maar natuurlijk was ik niet die held die ik zou moeten zijn (wie kan stelen kan ook held zijn), en heb ik nooit persoonlijk mijn excuus aangeboden.

Ik maakte mezelf in die dagen wel de belofte (Eén van de weinige principe`s in het leven die ik nog heb, die ik koester zelfs) dat ik nooit meer iets zou stelen in mijn leven. Zelfs niet stiekem van me eigen. En waaraan ik me tot op vandaag de dag nog altijd netjes heb gehouden.

Je kunt dus zeggen dat ik een soort boetedoening heb gedaan, maar toch wil ik nog eens duidelijk zeggen…Sorry mensen van de Jamin…MEA CULPA MAXIMA MEA CULPA, ik heb het nooit meer gedaan.

Vanzo


Comments: Een reactie posten

start